Geschiedenis

In 1620 kocht Jhr. Everhardt van der Schuyre, die lid was van de vroedschap van Gorinchem en belangrijke ambten bekleedde, een huis aan de westzijde van de Molenstraat tussen de Krabsteeg en de Revetsteeg. Gezien de prijs die hij er toen voor betaalde – f 2.125,– – moet het een royaal pand geweest zijn, een lid van een aanzienlijk geslacht waardig. Dit huis zou lange tijd in het bezit van de familie Van der Schuyre blijven en aan verscheidene generaties onderdak bieden. Vanwege zijn afmetingen werd het in de wandeling aangeduid als het Groothuis. De Van der Schuyre’s waren heer van Hagoort en Dussen en uit dien hoofde werd het ook wel Huis van Dussen genoemd. Een afbeelding is er niet van bekend. Door vererving kwam het Groothuis uiteindelijk in het bezit van de Zuidnederlandse familie De Croix.

In 1797 moest in allerijl logies worden gevonden voor vier naderende compagnieën van het Franse leger. De capaciteit van de bestaande kazernes was ontoereikend. Bovendien verkeerden de militaire gebouwen in slechte staat. Een kapitein had al onomwonden verklaard, “dat de troupen geenszins de casernen betrekken zouden zo lange dezelfe op den tegewoordige ongeschikten voet zouden zijn ingerigt”. Om de burgerij te behoeden voor de overlast van inkwartiering, liet de stedelijke overheid het oog vallen op het Groothuis aan de Molenstraat, dat reeds enige tijd leeg stond. Het Groothuis werd tegen een geldelijke vergoeding gehuurd. Ten behoeve van zijn nieuwe bestemming werden enige bouwkundige voorzieningen getroffen. Onderhandelingen met de in Namen en Brussel woonachtige eigenaren leidde ertoe, dat het stadsbestuur van Gorinchem in 1809 van hen kocht “een huis, erve, tuin, stalling en toebehoren, staande en gelegen aan de westzijde van de Molenstraat binnen deze stad …… zedert eenige jaaren gediend hebbende tot eene militaire caserne”. Inclusief de tot aan de Boerenstraat doorlopende tuin bedroeg de prijs f 4.500,–.

Tientallen jaren zou het Groothuis dienst doen als kazerne voor artilleristen en stond daarom ook wel bekend als de artilleriekazerne. Bij een overeenkomst in 1862 met de minister van oorlog verkreeg Gorinchem het vrije bezit van de kazerne het Groothuis met het achterliggende terrein. Het was de bedoeling een gedeelte te voegen bij de aangrenzende gemeentewerf en een deel te bestemmen voor woningbouw. De voor sloop verkochte kazerne bracht f 2.750,– op. Voor de grond kon niet meer dan f 2.920,– worden verkregen, zijnde slechts f 2,50 per m2. Dit vond de gemeenteraad te gering en daarom ging de verkoop van de grond niet door.

In 1866 trachtte de gemeenteraad de regering te bewegen in Gorinchem een Rijkshogere burgerschool te vestigen. Ondanks het aanbod hiervoor gratis het terrein aan de molenstraat beschikbaar te stellen, was het ministeriële antwoord negatief. Een exploitant van een poffertjeskraam wilde zijn gehavende tent tijdelijk opslaan op het erf aan de Molenstraat, maar hij kreeg nul op rekest.

Inmiddels onderhandelde het gemeentebestuur over de verkoop van het terrein. De raad besloot op 19 april 1867 een gedeelte te verkopen aan het R.K. Parochiaal Armbestuur voor de som van f 2.000,–. Hoewel de prijs lager lag dan drie jaar eerder vond men de vestiging van een Wees- en Armhuis op die plaats van doorslaggevend belang. Zodoende kreeg de genoemde sociale instelling een terrein aan de Molenstraat als plaats van vestiging voor een tehuis voor wezen en bejaarden uit de behoeftige stand.
Het Parochiaal Armbestuur beschikte nu wel over grond, maar niet over de geldmiddelen om tot de bouw van een tehuis over te gaan. Toch vonden de plannen doorgang doordat twee parochianen bereid waren de bouw te financieren. De opdracht voor het ontwerpen van het gebouw kreeg gemeentearchitect C.J. Loeven. Hij had een jaar eerder naam gemaakt met het Zieken-Gasthuis aan de Haarstraat, waarvan de gevel thans een onderdeel vormt van serviceflat De Lindeborg.

De eerste steen van het R.K. Wees- en Armhuis werd gelegd op 1 juli 1867. Twee jaar later was het voltooid, waarna de schenkers – Flendri Matthijs van Kessel en zijn zuster Margaretha – het gebouw overdroegen aan het Parochiaal Armbestuur. De officiële ingebruikneming vond plaats op 7 augustus 1869.
Ter herinnering aan de schenkers prijkte boven de ingang een gedenksteen met de tekst: “R.C. Wees- en Armhuis gesticht in 1869 door H.M. van Kessel”. Voor de inrichting van het gebouw en de exploitatie werd een inzamelingsactie op touw gezet, die meer dan f 3.300,– opbracht en bovendien toezeggingen voor geregelde bijdragen.

het onderwijs. De inrichting was uiterst sober; de mannen- en jongenszaal en de keuken waren gelijkvloers, evenals de vrouwen- en meisjeszaal en de bestuurskamer. De diverse slaapzalen en de kapel waren op de verdieping en de zusters sliepen op de zolder. In 1879 vond uitbreiding plaats door de aankoop voor f 5.000,– van het aangrenzende huis aan de noordzijde. Het aan de zuidzijde naastgelegen pandje werd in 1925 aangekocht voor f 1.800,–
Twee jaar later volgde ter plaatse de bouw van een nieuw huis naar het ontwerp van architect J. de Bie. De pensionafdeling voor de dames die tegen betaling een verzorgde oude dag wensten vond daar onderdak.

Met het stijgen van de gemiddelde leeftijd in Nederland werd het duidelijk dat in de toekomst het accent vooral op de bejaardenverzorging zou komen te liggen. Door geen kinderen meer te nemen bevolkten omstreeks 1960 nog uitsluitend oude personen het gebouw. Het was volkomen verouderd: de erin ondergebrachte bejaarden hadden geen enkele vorm van privacy, niet eens een eigen kamertje. Omdat modernisering niet haalbaar was werd overgegaan tot het stichten van een nieuw bejaardencentrum aan de Wijnkoperstraat.
Het oude R.K Wees- en Armhuis aan de Molenstraat kwam medio 1966 leeg. Het stond toen algemeen bekend als Huize Clara, welke naam over de oude gedenksteen was aangebracht. In de periode van bijna een eeuw werden er 136 jongelui opgevoed en 254 bejaarden gehuisvest. Inmiddels was het gebouw door de gemeente Gorinchem aangekocht. Het bood vervolgens onderdak aan buitenlandse werknemers van De Vries Robbé & Co. N.V., waarvoor enige voorzieningen op het gebied van de brandveiligheid noodzakelijk waren. Later kwam het pand in gebruik bij de stichting Opvang en Begeleiding van Buitenlandse Werknemers. Jarenlang stond het bekend als “Internationaal Centrum”.

edert enige tijd is het grote gebouw verlaten. De Stichting Stadsherstel Gorinchem heeft plannen ontwikkeld om het gebouw geschikt te maken voor bewoning door een ingrijpende verbouwing. In het hoofdgebouw zijn zes woningen ontworpen, in de linkeraanbouw uit 1027/28 één en in de rechter vleugel met de gevel uit het begin van de vorige eeuw twee woningen.

A.J. Busch,
archivaris van Gorinchem.

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *